Vertaling van aufziehen

Inhoud:

Duits
Nederlands
aufziehen, spannen, anspannen, ausspannen, straffen, anziehen {ww.}
uitrekken
strekken
opwinden
spannen
nauwer aanhalen

ich werde aufziehen
du wirst aufziehen
er/sie/es wird aufziehen

ik zal uitrekken
jij zult uitrekken
hij/zij/het zal uitrekken
» meer vervoegingen van uitrekken

aufziehen, bilden, erziehen, züchten, ausbilden, ziehen, kultivieren, anbauen {ww.}
opvoeden
opleiden
grootbrengen 
kweken
dresseren

ich werde aufziehen
du wirst aufziehen
er/sie/es wird aufziehen

ik zal opvoeden
jij zult opvoeden
hij/zij/het zal opvoeden
» meer vervoegingen van opvoeden

hissen, hochziehen, aufziehen {ww.}
ophijsen
hijsen

ich werde aufziehen
du wirst aufziehen
er/sie/es wird aufziehen

ik zal ophijsen
jij zult ophijsen
hij/zij/het zal ophijsen
» meer vervoegingen van ophijsen