Vertaling van befehlen
						Inhoud:
						
Duits
Nederlands
befehlen, befehligen, gebieten, kommandieren {ww.}
het bevel voeren
bevelen
commanderen
aanvoeren
bevelen
commanderen
aanvoeren
wir befehlen
sie befehlen
wij bevelen
zij bevelen
			 					» meer vervoegingen van bevelen
		 					
anordnen, befehlen, gebieten, verordnen, vorschreiben {ww.}
wir befehlen
sie befehlen
wij schrijven voor
zij schrijven voor
			 					» meer vervoegingen van voorschrijven