Vertaling van anordnen

Inhoud:

Duits
Nederlands
anordnen, befehlen, gebieten, verordnen, vorschreiben {ww.}
voorschrijven
verordenen
gelasten 
sommeren
bevelen

ich werde anordnen
du wirst anordnen
er/sie/es wird anordnen

ik zal voorschrijven
jij zult voorschrijven
hij/zij/het zal voorschrijven
» meer vervoegingen van voorschrijven

Anordnen, Einrichten, Herrichten, Vorbereiten, Arrangieren, Bearbeiten, Erledigen {zn.}
opstelling  [v]
vereffening [v]
inrichting [v]
disponieren, verfügen, walten, zu seiner Verfügung haben, anordnen, bestimmen, planen {ww.}
disponeren
beschikken over

ich werde anordnen
du wirst anordnen
er/sie/es wird anordnen

ik zal disponeren
jij zult disponeren
hij/zij/het zal disponeren
» meer vervoegingen van disponeren

gruppieren, ordnen, anordnen, einteilen, in Gruppen einteilen, in eine Gruppe stellen {ww.}
groeperen

ich werde anordnen
du wirst anordnen
er/sie/es wird anordnen

ik zal groeperen
jij zult groeperen
hij/zij/het zal groeperen
» meer vervoegingen van groeperen

arrangieren, einrichten, ordnen, anordnen, veranstalten, in Ordnung bringen, zurechtmachen, herrichten, organisieren, vorbereiten, machen, bearbeiten, ausrichten, abwickeln, erledigen, übereinkommen {ww.}
regelen 
arrangeren
ordenen
aanrichten 

ich werde anordnen
du wirst anordnen
er/sie/es wird anordnen

ik zal regelen
jij zult regelen
hij/zij/het zal regelen
» meer vervoegingen van regelen