Vertaling van bereit

Inhoud:

Duits
Nederlands
bereit, fertig {bn.}
af
afgelopen 
gereed 
klaar 
bereit, bereitwillig, gern {bw.}
gaarne
graag 
met genoegen


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Der Wagen steht bereit.

De auto is klaar.

Seid ihr dazu bereit, wandern zu gehen?

Zijn jullie allemaal klaar om te gaan wandelen?

Ich bin ständig bereit zu sterben.

Ik ben altijd klaar om te sterven.

Ich bin nicht bereit, für zwanzig Leute Abendessen zu kochen.

Ik ben niet van plan om voor twintig man te koken.

Das Leben fängt an, wenn man bereit ist, es zu leben.

Het leven begint wanneer je klaar bent om het te leven.


Gerelateerd aan bereit

fertig - bereitwillig - gern