Vertaling van eröffnen

Inhoud:

Duits
Nederlands
gründen, etablieren, begründen, einrichten, eröffnen, anlegen, aufstellen {ww.}
vestigen 
oprichten
stichten 
inrichten

wir eröffnen
sie eröffnen

wij vestigen
zij vestigen
» meer vervoegingen van vestigen

aufmachen, öffnen, eröffnen, aufdrehen {ww.}
openen 
openmaken
opendoen

wir eröffnen
sie eröffnen

wij openen
zij openen
» meer vervoegingen van openen

Öffnen Sie den Koffer.
Koffers openmaken, alstublieft.
Darf ich das Fenster öffnen?
Mag ik het raam opendoen?


Gerelateerd aan eröffnen

gründen - etablieren - begründen - einrichten - anlegen - aufstellen - aufmachen - öffnen - aufdrehen