Vertaling van anlegen

Inhoud:

Duits
Nederlands
anlegen, beifügen {ww.}
voordoen
aanzetten

ich werde anlegen
du wirst anlegen
er/sie/es wird anlegen

ik zal voordoen
jij zult voordoen
hij/zij/het zal voordoen
» meer vervoegingen van voordoen

anlegen, lehnen, anlehnen, stemmen, stützen, unterstützen, aufstützen {ww.}
ondersteunen
steunen
stutten
schragen

ich werde anlegen
du wirst anlegen
er/sie/es wird anlegen

ik zal ondersteunen
jij zult ondersteunen
hij/zij/het zal ondersteunen
» meer vervoegingen van ondersteunen

stranden, ans Ufer kommen, das Ufer erreichen, das Ufer betreten, anlegen, landen {ww.}
aan wal komen
landen
aan land gaan

ich werde anlegen
du wirst anlegen
er/sie/es wird anlegen

ik zal landen
jij zult landen
hij/zij/het zal landen
» meer vervoegingen van landen

deponieren, hinterlegen, verwahren, in Verwahrung geben, zur Aufbewahrung geben, anlegen, ablagern, absetzen, abscheiden {ww.}
inleggen
deponeren
in bewaring geven
afgeven 

ich werde anlegen
du wirst anlegen
er/sie/es wird anlegen

ik zal inleggen
jij zult inleggen
hij/zij/het zal inleggen
» meer vervoegingen van inleggen

gründen, etablieren, begründen, einrichten, eröffnen, anlegen, aufstellen {ww.}
vestigen 
oprichten
stichten 
inrichten

ich werde anlegen
du wirst anlegen
er/sie/es wird anlegen

ik zal vestigen
jij zult vestigen
hij/zij/het zal vestigen
» meer vervoegingen van vestigen

antun, anziehen, auflegen, anlegen {ww.}
aantrekken 
aanbrengen 
opbrengen
opleggen
aandoen

ich werde anlegen
du wirst anlegen
er/sie/es wird anlegen

ik zal aantrekken
jij zult aantrekken
hij/zij/het zal aantrekken
» meer vervoegingen van aantrekken

Gravitation ist die Naturkraft, mit der sich Gegenstände gegenseitig anziehen.
Zwaartekracht is een natuurkracht, waardoor dingen elkaar aantrekken.
Was soll ich anziehen — eine Hose oder einen Rock?
Wat zal ik aantrekken: een broek of een rok?