Vertaling van klar

Inhoud:

Duits
Nederlands
anschaulich, bestimmt, deutlich, klar {bn.}
duidelijk 
helder 
klaar 
uitgesproken
zuiver
offensichtlich, klar, aphoristisch, axiomatisch {bn.}
vanzelfsprekend
logisch
aufklären, erklären, verdeutlichen {ww.}
verhelderen
ophelderen
verduidelijken


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Na klar, werde ich gehen.

Natuurlijk ga ik.

Der Himmel ist fast jeden Tag klar.

Bijna elke dag is de hemel helderblauw.

Es ist klar, dass er die Antwort weiß.

Het is duidelijk dat hij het antwoord weet.

"Davon abgesehen", beeilte sich Dima hinzuzufügen, wobei er seinen Taschenrechner herausholte und 0,99 durch 3.000.000 teilte und das Ergebnis mit 100 multiplizierte. "Es ist Ihnen schon klar, dass Sie nur 0,0033 % verlieren würden, oder?"

"En trouwens," haastte Dima zich toe te voegen, terwijl hij zijn rekenmachientje tevoorschijn haalde en 0,99 deelde door 3.000.000, alvorens het te vermenigvuldigen met 100, "u realiseert zich toch wel dat u maar 0,0033% zou verliezen, hè?"

Ich weiß, du denkst, du hättest verstanden, was du dachtest, was ich gesagt hätte, aber ich bin nicht sicher, ob dir klar ist, dass das, was du gehört hast, nicht das ist, was ich gemeint habe.

Ik weet dat je denkt dat je hebt begrepen wat je dacht dat ik gezegd heb, maar ik weet niet zeker of je je wel gerealiseerd hebt dat wat jij gehoord hebt niet is wat ik bedoelde.