Vertaling van bestimmt

Inhoud:

Duits
Nederlands
bestimmt {bn.}
bepaald 
definitief
bestimmt {bn.}
bepalend
bestimmt, gewiß, sicher, zuversichtlich, unzweifelhaft {bn.}
gewis
stellig
zeker 
vast
vaststaand
verzekerd
wis
bestimmt, bündig, exakt, genau, präzis, präzise, pünktlich {bn.}
juist 
minutieus
precies 
scherp 
secuur
stipt
zorgvuldig 
allerdings, bestimmt, freilich, gewiß, wohl, sicher, sicherlich {bw.}
bepaald 
ongetwijfeld
vast
wel degelijk
zeker 
anschaulich, bestimmt, deutlich, klar {bn.}
duidelijk 
helder 
klaar 
uitgesproken
zuiver
entschieden, entscheidend, ausschlaggebend, maßgebend, bestimmt, entschlossen {bn.}
beslissend 
cruciaal
finaal
overtuigend
anberaumen, determinieren, bestimmen, festlegen, festsetzen, abgrenzen, ermitteln {ww.}
nauwkeurig bepalen
determineren

er/sie/es bestimmt
ihr bestimmt

hij/zij/het determineert
jullie determineren
» meer vervoegingen van determineren

disponieren, verfügen, walten, zu seiner Verfügung haben, anordnen, bestimmen, planen {ww.}
disponeren
beschikken over

er/sie/es bestimmt
ihr bestimmt

hij/zij/het disponeert
jullie disponeren
» meer vervoegingen van disponeren

beschließen, entscheiden, sich entschließen, bestimmen {ww.}
besluiten 
beslissen 
zich voornemen
uitmaken 

er/sie/es bestimmt
ihr bestimmt

hij/zij/het besluit
jullie besluiten
» meer vervoegingen van besluiten

Aber wie werdet ihr entscheiden, was wichtig oder nicht wichtig ist?
Maar hoe ga je beslissen wat belangrijk is en wat niet?
Es liegt an Ihnen, zu entscheiden, was Sie machen.
Het is aan jou om te besluiten wat te doen.
befestigen, festsetzen, fixieren, festmachen, anbringen, festbinden, anstecken, aufstecken, aufspannen, einspannen, festspannen, verankern, bestimmen, regeln, formulieren, aufstellen, abstecken {ww.}
vaststellen 
vastmaken 
tuigeren
fixeren
bevestigen 
bepalen 

er/sie/es bestimmt
ihr bestimmt

hij/zij/het stelt vast
jullie stellen vast
» meer vervoegingen van vaststellen

ausersehen, bestimmen, festsetzen, vorausbestimmen, vorherbestimmen {ww.}
uittrekken
bestemmen

er/sie/es bestimmt
ihr bestimmt

hij/zij/het trekt uit
jullie trekken uit
» meer vervoegingen van uittrekken

bestimmen, definieren, festlegen, festsetzen {ww.}
definiëren
omschrijven
bepalen 

er/sie/es bestimmt
ihr bestimmt

hij/zij/het definieert
jullie definiëren
» meer vervoegingen van definiëren



Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Er wird bestimmt kommen.

Ik weet zeker dat hij komt.

Er kommt bestimmt nicht.

Hij komt zeker niet.