Vervoeging van determineren

Onbepaalde wijs (infinitief): determineren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik determineer
    • jij determineert
    • hij/zij/het determineert
    • wij determineren
    • jullie determineren
    • zij determineren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik determineerde
    • jij determineerde
    • hij/zij/het determineerde
    • wij determineerden
    • jullie determineerden
    • zij determineerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gedetermineerd
    • jij hebt gedetermineerd
    • hij/zij/het heeft gedetermineerd
    • wij hebben gedetermineerd
    • jullie hebben gedetermineerd
    • zij hebben gedetermineerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gedetermineerd
    • jij had gedetermineerd
    • hij/zij/het had gedetermineerd
    • wij hadden gedetermineerd
    • jullie hadden gedetermineerd
    • zij hadden gedetermineerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal determineren
    • jij zult determineren
    • hij/zij/het zal determineren
    • wij zullen determineren
    • jullie zullen determineren
    • zij zullen determineren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gedetermineerd hebben
    • jij zult gedetermineerd hebben
    • hij/zij/het zal gedetermineerd hebben
    • wij zullen gedetermineerd hebben
    • jullie zullen gedetermineerd hebben
    • zij zullen gedetermineerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou determineren
    • jij zou determineren
    • hij/zij/het zou determineren
    • wij zouden determineren
    • jullie zouden determineren
    • zij zouden determineren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gedetermineerd
    • jij zou hebben gedetermineerd
    • hij/zij/het zou hebben gedetermineerd
    • wij zouden hebben gedetermineerd
    • jullie zouden hebben gedetermineerd
    • zij zouden hebben gedetermineerd
  • Imperatief

    • jij determineer
    • jullie determineert