Vertaling van visieren

Inhoud:

Duits
Nederlands
visieren {ww.}
viseren
aftekenen

wir visieren
sie visieren

wij viseren
zij viseren
» meer vervoegingen van viseren

absehen, bezwecken, trachten nach, zielen, anvisieren, visieren, aufs Korn nehmen, abzielen auf, hinzielen auf, hinauswollen auf, es abgesehen haben auf, streben nach {ww.}
bedoelen 

wir visieren
sie visieren

wij bedoelen
zij bedoelen
» meer vervoegingen van bedoelen

Tendenz [v] (die ~), Zielen, Visieren, Streben [o] (das ~), Trachten, Bemühen [o] (das ~) {zn.}
streven