Vertaling van waschen
Inhoud:
Duits
Nederlands
wir waschen
sie waschen
wij wassen
zij wassen
» meer vervoegingen van wassen
Ich werde mein Auto waschen.
Ik ga mijn auto wassen.
Schneiden, waschen und föhnen bitte.
Knippen, wassen en drogen alstublieft.
wir waschen
sie waschen
wij wassen
zij wassen
» meer vervoegingen van wassen
Du musst dir die Hände waschen.
Je moet je handen wassen.
Sie wollte die verschmutzten Kleider waschen.
Ze wou de vuile kleren wassen.
Voorbeelden in zinsverband
Duits
Nederlands
Ich werde mein Auto waschen.
Ik ga mijn auto wassen.
Schneiden, waschen und föhnen bitte.
Knippen, wassen en drogen alstublieft.
Sie wollte die verschmutzten Kleider waschen.
Ze wou de vuile kleren wassen.
Du musst dir die Hände waschen.
Je moet je handen wassen.
Auf dem Etikett an meinem Schal steht: "Auf links waschen und bügeln." Ich frage mich, wie ich das machen soll.
Op het labeltje aan mijn sjaal staat: "Binnenstebuiten wassen en strijken." Ik vraag me af hoe ik dat moet doen.