Vertaling van wiederholt

Inhoud:

Duits
Nederlands
abermals, von neuem, wieder, wiederholt, zurück {bw.}
nogmaals 
van voren af aan
weder
wederom
weer 
alweer 
wieder tun, wiederholen, neu machen, neu gestalten {ww.}
overmaken 
overdoen

er/sie/es wiederholt
ihr wiederholt

hij/zij/het maakt over
jullie maken over
» meer vervoegingen van overmaken

entgegnen, zurückgeben, als Antwort geben, wiederholen {ww.}
herhalen 
nazeggen

er/sie/es wiederholt
ihr wiederholt

hij/zij/het herhaalt
jullie herhalen
» meer vervoegingen van herhalen

Könnten Sie das wiederholen?
Kunt u dat herhalen?
Könntest du das bitte wiederholen?
Kunt ge dat herhalen?
wiederholen {ww.}
herhalen 
nazeggen
doornemen

er/sie/es wiederholt
ihr wiederholt

hij/zij/het herhaalt
jullie herhalen
» meer vervoegingen van herhalen

Könnten Sie das bitte wiederholen?
Kun je dat herhalen?
Wie viele Male muss ich wiederholen, dass sie nicht meine Freundin ist?
Hoe vaak moet ik nog herhalen dat ze mijn vriendin niet is?