Vertaling van zücken

Inhoud:

Duits
Nederlands
heben, aufheben, erheben, zücken {ww.}
tillen
verheffen
oprichten
ophalen
heffen
beuren
Er ist stark genug, das zu heben.
Hij is sterk genoeg om dat op te tillen.
Er ist stark genug, das zu heben.
Hij is sterk genoeg om dat op te tillen.
entlocken, entziehen, extrahieren, zapfen, zücken {ww.}
uithalen
te voorschijn trekken
tappen
trekken
ontlokken 
beben, zittern, zucken {ww.}
trillen
rillen
bibberen 
huiveren
beven 

wir zucken
sie zucken

wij trillen
zij trillen
» meer vervoegingen van trillen

erbeben, erschaudern, erzittern, zucken {ww.}
beginnen te trillen
zucken {ww.}
stuiptrekken
krampachtig samentrekken
flackern, lodern, flattern, zucken, flimmern, glitzern {ww.}
wapperen
vonken schieten
flikkeren
schitteren 
flakkeren

wir zucken
sie zucken

wij wapperen
zij wapperen
» meer vervoegingen van wapperen