Vertaling van eggs

Inhoud:

Engels
Nederlands
egg, eggs {zn.}
ei [o] (het ~)
It looks like an egg.
Het lijkt op een ei.
In May, all birds lay an egg.
In mei leggen alle vogeltjes een ei.
egg, eggs {zn.}
legsel


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

I dislike eggs.

Ik heb niet graag eieren.

The chicken laid four eggs.

De kip heeft vier eieren gelegd.

Mary needs a dozen eggs.

Marie heeft een dozijn eieren nodig.

We have a half-dozen eggs.

We hebben een half dozijn eieren.

How would you like your eggs?

Hoe wilt u de eieren hebben?

In summer, eggs soon go bad.

In de zomer worden eieren rap slecht.

My mother has cooked ten eggs.

Mijn moeder heeft tien eieren gekookt.

You must buy milk, eggs, butter, and so on.

Je moet melk, eieren, boter enzovoorts kopen.

The hen has been brooding its eggs for a week.

De broedhen heeft een week op de eieren zitten broeden.

Can you keep the eggs outside the fridge?

Kun je eieren bewaren buiten de koelkast?

I wonder why eggs are sold by the dozen.

Ik vraag mij af waarom eieren per dozijn verkocht worden.

How many eggs were you able to get yesterday?

Hoeveel eieren kon je gisteren krijgen?

I bought a few eggs and a little milk.

Ik heb enkele eieren gekocht, en wat melk.

The boy liked throwing eggs at people from the window of his flat.

De jongen vond het leuk om eieren naar mensen te gooien vanuit het raam van zijn flat.


Gerelateerd aan eggs

eggproduct - egg - egg yolk - albumen