Vertaling van ham

Inhoud:

Engels
Nederlands
ham {zn.}
ham  [v]
Would you slice me a piece of ham, please?
Wil je een plakje ham voor me snijden?
Ham {eigenn.}
Ham
to ham, to ham it up, to overact, to overplay {ww.}
overbelichten
to ham, to ham it up, to overact, to overplay {ww.}
schmieren
ham, ham actor {zn.}
knieboog
knieholte
ham, ham actor {zn.}
zendamateur [m] (de ~)
radioamateur [m] (de ~)
gammon, ham, jambon {zn.}
achterham
gammon, ham, jambon {zn.}
ham [m] (de ~)
achterham [m] (de ~)
gammon, ham, jambon {zn.}
ham [m] (de ~)
gammon, ham, jambon {zn.}
schink


Gerelateerd aan ham

Ham - ham it up - overact - overplay - ham actor - gammon - jambonaccent - act - bodily cavity - amateur - gammon - porc - cold cuts