Vertaling van twin

Inhoud:

Engels
Nederlands
twin {zn.}
één van een tweeling [o]
twin {bn.}
tweeling-
twin {zn.}
tweeling [m] (de ~)
to couple, to match, to mate, to pair, to twin {ww.}
koppeling [v] (de ~)
to couple, to match, to mate, to pair, to twin {ww.}
koppelen

I twin
you twin
we twin

ik koppel
jij koppelt
wij koppelen
» meer vervoegingen van koppelen



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

The twin brothers look exactly alike.

De tweelingbroers zien er precies hetzelfde uit.

Tom has an evil twin brother.

Tom heeft een kwaadaardige tweelingbroer.


Gerelateerd aan twin

couple - match - mate - pairconnection - bring together