Vertaling van capitán

Inhoud:

Spaans
Nederlands
capitán [m] (el ~) {zn.}
kapitein  [m]
gezagvoerder [m]
hopman [m]
Lo nombraron capitán.
Hij werd kapitein gemaakt.
Eligieron a Pedro como capitán.
Ze kozen Peter als kapitein.
amo [m] (el ~), capitán [m] (el ~), caudillo [m] (el ~), comandante [m] (el ~), jefe [m] (el ~), patrón [m] (el ~) {zn.}
baas  [m]
aanvoerder  [m]
opperhoofd
hoofd  [o]
chef  [m]
¿Dónde está el jefe?
Waar is de baas?
George es el capitán de nuestro equipo.
George is onze team aanvoerder.
amo [m] (el ~), capitán [m] (el ~), caudillo [m] (el ~), comandante [m] (el ~), dueño [m] (el ~), jefe [m] (el ~), patrón [m] (el ~) {zn.}
baas  [m]
aanvoerder  [m]
gebieder [m]
chef  [m]
Elegimos a John como capitán.
We hebben John als aanvoerder gekozen.
Me acosté con mi jefe.
Ik heb met mijn baas geslapen.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Lo nombraron capitán.

Hij werd kapitein gemaakt.

Todo barco necesita un capitán.

Elk schip heeft een kapitein nodig.

Eligieron a Pedro como capitán.

Ze kozen Peter als kapitein.

Elegimos a John como capitán.

We hebben John als aanvoerder gekozen.

El capitán abandonó el barco de repente.

Plots verliet de kapitein het schip.

George es el capitán de nuestro equipo.

George is onze team aanvoerder.


Gerelateerd aan capitán

amo - caudillo - comandante - jefe - patrón - dueño