Vertaling van esposa

Inhoud:

Spaans
Nederlands
esposa [v] (la ~), mujer [v] (la ~) {zn.}
vrouw  [v]
echtgenote  [v]
gemalin [v]
Nunca compares a tu esposa con otra mujer.
Vergelijk nooit je vrouw met een andere vrouw.
Una mujer a la que se le ha muerto el marido es una viuda.
Een vrouw wier echtgenote is overleden is een weduwe.
esposar, ponerle esposas a {ww.}
handboeien omdoen
in de boeien slaan
boeien

él/ella esposa

hij/zij/het boeit
» meer vervoegingen van boeien



Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Amo a mi esposa.

Ik hou van mijn vrouw.

¿Cómo está mi esposa?

Hoe gaat het met mijn vrouw?

¿Cómo está su esposa?

Hoe gaat het met je vrouw?

Mi esposa tiene neumonitis.

Mijn vrouw lijdt aan een longontsteking.

Su esposa viene de California.

Zijn vrouw komt uit Californië.

He aquí a mi esposa, Minna.

Hier is mijn vrouw, Minna.

Quería que su esposa le despertara temprano.

Hij wilde vroeg wakker gemaakt worden door zijn vrouw.

Mi esposa compró un cochecito nuevo.

Mijn vrouw heeft een nieuwe kinderwagen gekocht.

Le tenía miedo a su esposa.

Hij had schrik voor zijn vrouw.

Mi esposa también estará feliz de verle.

Mijn vrouw zal ook blij zijn u te zien.

¿Qué debo hacer si mi esposa ronca?

Wat moet ik doen als mijn vrouw snurkt?

Ella es la esposa de Alain.

Zij is de vrouw van Alain.

Él depende financieramente de su esposa.

Hij is financieel afhankelijk van zijn vrouw.

Estoy buscando un bolso para mi esposa.

Ik zoek een tas voor mijn vrouw.

Kristy Anderson es la esposa de Larry Ewing.

Kristy Anderson is de echtgenote van Larry Ewing.


Gerelateerd aan esposa

mujer - esposar - ponerle esposas a