Vertaling van mujer

Inhoud:

Spaans
Nederlands
mujer [v] (la ~) {zn.}
vrouw  [v]
vrouwmens
vrouwspersoon
La mujer está gorda.
De vrouw is dik.
¿Quién es esta mujer?
Wie is deze vrouw?
esposa [v] (la ~), mujer [v] (la ~) {zn.}
vrouw  [v]
echtgenote  [v]
gemalin [v]
Nunca compares a tu esposa con otra mujer.
Vergelijk nooit je vrouw met een andere vrouw.
Una mujer a la que se le ha muerto el marido es una viuda.
Een vrouw wier echtgenote is overleden is een weduwe.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

La mujer está gorda.

De vrouw is dik.

La mujer está leyendo.

De vrouw is aan het lezen.

Mi mujer es vegetariana.

Mijn vrouw is een vegetariër.

¿Quién es esta mujer?

Wie is deze vrouw?

Mi mujer es médica.

Mijn vrouw is arts.

Sos una linda mujer.

Je bent een mooie vrouw.

Su mujer es francesa.

Zijn vrouw is Franse.

La bella mujer es bondadosa.

De mooie vrouw is vriendelijk.

Tom engaña a su mujer.

Tom bedriegt zijn vrouw.

Él saludó a la mujer.

Hij zei de vrouw hallo.

La mujer está casi sorda.

De vrouw is bijna doof.

¿Quién es aquella mujer parada por allí?

Wie is die vrouw die daar staat?

Rosa Montero es una mujer extraordinaria.

Rosa Montero is een heel bijzondere vrouw.

-¿"Historia"? -preguntó la mujer- ¿Qué quiere decir?

"'Verhaal'?" vroeg de vrouw. "Wat bedoelt u?"

Él pesa el doble que su mujer.

Hij is twee keer zo zwaar als zijn vrouw.


Gerelateerd aan mujer

esposa