Vertaling van pareja

Inhoud:

Spaans
Nederlands
par [m] (el ~), pareja [v] (la ~) {zn.}
paar 
koppel
tweetal
stel
span
stelletje [o]
duo  [o]
La pareja decidió adoptar a un huérfano.
Het paar besloot een wees te adopteren.
Compré un par de botas.
Ik kocht een paar laarzen.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

La pareja decidió adoptar a un huérfano.

Het paar besloot een wees te adopteren.

Nada me resulta tan tierno como una pareja vieja caminando por la calle mano en mano.

Niets lijkt me tederder dan een oud koppel dat hand in hand door de straat wandelt.


Gerelateerd aan pareja

par