Vertaling van pasar

Inhoud:

Spaans
Nederlands
pasar {ww.}
doorlaten
pasar, transcurrir {ww.}
verstrijken
verlopen
vergaan
overgaan
overdrijven
omkomen 
pasar {ww.}
doorlaten
alargar, entregar, llegar, pasar {ww.}
doorbrengen
verdrijven
aanreiken 
aangeven 
No quería pasar más tiempo con Tom.
Ik wilde niet nog meer tijd doorbrengen met Tom.
aprobar, triunfar, pasar {ww.}
slagen 
halen
Él quería triunfar.
Hij wilde slagen.
Él quería triunfar aún a costas de su salud.
Hij wou slagen, zelfs ten koste van zijn gezondheid.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

¿Puedo pasar?

Kan ik binnenkomen?

Tengo que pasar la aspiradora.

Ik moet stofzuigen.

Algunos leen libros para pasar el tiempo.

Sommige mensen lezen een boek om de tijd te doden.

No quería pasar más tiempo con Tom.

Ik wilde niet nog meer tijd doorbrengen met Tom.

Pensemos en lo peor que podría pasar.

Laten we eens kijken wat er kan gebeuren in het ergste geval.

Luego de muchos debates, decidimos pasar nuestras vacaciones en España.

Na veel overleg beslisten we onze vakantie in Spanje door te brengen.

Una cosa así no puede pasar en Japón.

Zoiets kan in Japan niet gebeuren.

¿No viste a un perro pasar por el patio?

Zag je de hond niet door de tuin lopen?

El amor es como el sarampión. Todos debemos pasar por el.

Liefde is zoals mazelen, we moeten er allemaal door.

Ha sido un placer pasar la tarde con una chica tan inteligente, divertida y guapa como tú.

Het was een waar genoegen de avond met een slim, grappig en mooi meisje als jou door te brengen.


Gerelateerd aan pasar

transcurrir - alargar - entregar - llegar - aprobar - triunfar