Vertaling van trozo

Inhoud:

Spaans
Nederlands
pedazo [m] (el ~), trozo [m] (el ~), pieza [v] (la ~), parte [v] (la ~) {zn.}
stukje [o]
homp
brok [o]
eindje [o]
bonk  [m]
Guárdame un trozo de tarta, que tengo que irme.
Hou een stukje gebak voor me apart, ik moet weg.
filete [m] (el ~), tajada [v] (la ~), trozo [m] (el ~) {zn.}
snede
snee
schijf
plak
moot
sneetje  [o]
filet [o]
lienzo [m] (el ~), paño [m] (el ~), trapo, trozo [m] (el ~) {zn.}
doek [m]


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Dame un trozo de pan por favor.

Kun je me alsjeblieft een stuk brood geven?

¿Me puedo comer otro trozo de torta?

Mag ik nog een stuk taart hebben?

Él sacó un trozo de tiza.

Hij nam een stuk krijt.

Guárdame un trozo de tarta, que tengo que irme.

Hou een stukje gebak voor me apart, ik moet weg.


Gerelateerd aan trozo

pedazo - pieza - parte - filete - tajada - lienzo - paño - trapo