Vertaling van allumer

Inhoud:

Frans
Nederlands
allumer, tourner, ouvrir, mettre le contact, tourner l'interrupteur, donner, mettre en circuit, mettre en marche, brancher {ww.}
inschakelen
schakelen
aandraaien 
aansteken 
aandoen
allumer, enflammer {ww.}
stoken
ontsteken
aansteken 
doen ontbranden
aanmaken