Vertaling van ouvrir

Inhoud:

Frans
Nederlands
ouvrir {ww.}
openen 
Je n'arrive pas à ouvrir la porte. As-tu la clé ?
Ik kan de deur niet openen. Hebt gij de sleutel?
ouvrir {ww.}
opendoen
openen 
openmaken
Puis-je ouvrir la fenêtre ?
Mag ik het raam opendoen?
Quelqu'un pourrait-il ouvrir la porte, s'il vous plait ?
Kan iemand de deur opendoen alsjeblieft?
ouvrir {ww.}
ontsluiten
allumer, tourner, ouvrir, mettre le contact, tourner l'interrupteur, donner, mettre en circuit, mettre en marche, brancher {ww.}
inschakelen
schakelen
aandraaien 
aansteken 
aandoen


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Veuillez ouvrir la porte.

Doe de deur open alstublieft.

Puis-je ouvrir la fenêtre ?

Mag ik het raam opendoen?

Ne pas ouvrir avant l'arrêt du train.

Doe niet open voordat de trein stopt.

Quelqu'un pourrait-il ouvrir la porte, s'il vous plait ?

Kan iemand de deur opendoen alsjeblieft?

Voudrais-tu ouvrir la fenêtre, je te prie ?

Wilt ge zo goed zijn het venster open te doen?

Je n'arrive pas à ouvrir la porte. As-tu la clé ?

Ik kan de deur niet openen. Hebt gij de sleutel?