Vertaling van de neige
il/elle neige
il/elle a neigé
il/elle avait neigé
hij/zij/het sneeuwt
hij/zij/het heeft gesneeuwd
hij/zij/het had gesneeuwd
» meer vervoegingen van sneeuwen
Voorbeelden in zinsverband
Qui a fait le bonhomme de neige ?
Wie heeft de sneeuwpop gemaakt?
La montagne est recouverte de neige.
De berg is bedekt met sneeuw.
Il est tombé beaucoup de neige.
Er is veel sneeuw gevallen.
Le sommet du Mt Fuji était couvert de neige.
De top van de Fuji was bedekt met sneeuw.
Nous n'aurons probablement pas beaucoup de neige cet hiver.
We krijgen waarschijnlijk niet veel sneeuw deze winter.
S'il neige demain, je ferai un bonhomme de neige.
Als het morgen sneeuwt, maak ik een sneeuwpop.
Il y a eu beaucoup de neige l'année dernière.
Er was veel sneeuw vorig jaar.
Je me demande s'il y aura davantage de neige cette année que l'année dernière.
Ik vraag me af of er dit jaar meer sneeuw valt dan vorig jaar.
Cette montagne est couverte de neige tout au long de l'année.
Deze berg is het hele jaar door bedekt met sneeuw.