Vertaling van manque

Inhoud:

Frans
Nederlands
défaut [m] (le ~), insuffisance [v] (l' ~), manque [m] (le ~), privation [v] (la ~), vice [m] (le ~) {zn.}
mankement
tekort
manco
gemis
tekortkoming [v]
gebrek  [o]
euvel [o]
afwezigheid  [v]
manquer {ww.}
afwezig zijn
schelen
absent zijn

il/elle manque

hij/zij/het scheelt
» meer vervoegingen van schelen

manquer, rater {ww.}
missen
mislopen
misgrijpen

je manque
il/elle manque

ik mis
hij/zij/het mist
» meer vervoegingen van missen

Vous allez tous me manquer.
Ik zal u allemaal missen.
Vous allez manquer à vos amis.
Je vrienden zullen je missen.


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Il me manque.

Ik mis hem.

Qu'est-ce qui manque ?

Wat ontbreekt er?

Il manque une fourchette.

Er ontbreekt een vork.

Il manque un couteau.

Er ontbreekt een mes.

Rien ne manque.

Er ontbreekt niets.

Il me manque, tout simplement.

Ik mis hem simpelweg.

Il manque deux pages à ce livre.

Er ontbreken twee bladzijdes uit dit boek.

Ne manque pas cette incroyable occasion.

Mis deze geweldige kans niet.

Si je manque le train, je monterai dans le bus.

Als ik de trein mis, neem ik de bus.


Gerelateerd aan manque

défaut - insuffisance - privation - vice - manquer - rater