Vertaling van peux
je peux
tu peux
ik kan
jij kan
» meer vervoegingen van kunnen
Voorbeelden in zinsverband
Je peux difficilement marcher.
Ik kan amper wandelen.
Je peux courir.
Ik kan rennen.
Je peux partir, maintenant ?
Mag ik nu gaan?
Peux-tu m'aider ?
Kan je me helpen?
Je ne peux l'imaginer.
Ik kan het me niet voorstellen.
Je ne peux qu'attendre.
Ik kan alleen maar wachten.
Peux-tu le trouver ?
Kan je het vinden?
Peux-tu m'apprendre à voler ?
Kunt ge mij het stelen aanleren?
Tu ne peux pas perdre.
Je kan niet verliezen.
Je ne peux m'en débarrasser.
Ik kan er niet vanaf komen.
Je peux à peine t'entendre.
Ik kan u nauwelijks horen.
Je peux voir la lumière.
Ik kan het licht zien.
Tu peux garder le livre.
Je mag het boek houden.
Je peux recommander ce restaurant.
Ik kan dit restaurant aanbevelen.
Peux-tu venir dimanche soir ?
Kunt ge zondagavond komen?