Vertaling van soyez

Inhoud:

Frans
Nederlands
être {ww.}
zijn 
wezen
Il voulait être riche.
Hij wou rijk zijn.
Voulez-vous être riche ?
Wil je rijk zijn?


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Soyez aimable avec autrui !

Wees aardig voor anderen.

Soyez aimable avec autrui !

Wees aardig voor anderen.

Soyez de nouveau la bienvenue !

Welkom terug!

Soyez polies avec vos parents.

Wees beleefd tegen je ouders.

Ne craignez pas l'imprévu mais soyez-y prêts.

Vrees niet het onverwachte, maar wees erop voorbereid.

Comment se fait-il que vous soyez toujours en retard ?

Waarom ben je altijd te laat?

Je suis soulagé que vous soyez sain et sauf.

Ik ben opgelucht dat je in veiligheid bent.

J'aimerais que vous soyez mon invité, ce soir.

Ik wil dat je vanavond mijn gast bent.

Comme le Coran sacré nous l'enseigne, "Soyez conscient de Dieu et dites toujours la vérité."

Zoals de Heilige Koran ons gebiedt: "Vreest God en spreekt de waarheid."


Gerelateerd aan soyez

être