Vertaling van village

Inhoud:

Frans
Nederlands
localité [v] (la ~), village [m] (le ~) {zn.}
dorp [o]
plaats  [v]
Il habite dans un village.
Hij woont in een dorp.
Au village, tout le monde le connaissait.
Iedereen in het dorp kende hem.


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Il habite dans un village.

Hij woont in een dorp.

C'est le village où il est né.

Dit is het dorp waar hij geboren is.

C'est le village où je suis né.

Dit is het dorpje waar ik ben geboren.

Au village, tout le monde le connaissait.

Iedereen in het dorp kende hem.

Quelle est la différence entre un village et une ville ?

Wat is het verschil tussen een dorp en een stad?

L'an dernier je suis retourné à la maison, j'ai été surpris de voir que le village et les habitants avaient complètement changé.

Vorig jaar kwam ik terug thuis en was ik verrast, dat het dorp en de mensen helemaal veranderd waren.


Gerelateerd aan village

localité