Vertaling van fatto

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
fatto {zn.}
feit  [o]
Questo fatto prova la sua innocenza.
Dit feit bewijst haar onschuld.
commettere, fare {ww.}
doen 
maken 
uitvoeren 
uitrichten
uitbrengen
bedrijven 
aanmaken 

io ho fatto
tu hai fatto
lui/lei/Lei ha fatto

ik heb gedaan
jij hebt gedaan
hij/zij/het heeft gedaan
» meer vervoegingen van doen

Ha paura di commettere errori.
Hij is bang fouten te maken.
Cosa devo fare?
Wat moet ik doen?


Voorbeelden in zinsverband

Italiaans
Nederlands

Non l'ho fatto apposta.

Ik heb dat niet met opzet gedaan.

L'ha fatto per soldi.

Hij deed het voor geld.

Cos'avete fatto questa settimana?

Wat hebt ge gedaan deze week?

Ho appena fatto colazione.

Ik heb zojuist ontbeten.

Che cos'ha fatto Jean?

Wat heeft Jean gemaakt?

Ho fatto un errore.

Ik heb een fout gemaakt.

Non ho ancora fatto colazione.

Ik heb nog niet ontbeten.

Io ho già fatto colazione.

Ik heb al ontbeten.

Ho fatto un sogno orribile.

Ik heb afschuwelijk gedroomd.

Io ho già fatto colazione.

Ik heb al ontbeten.

Ho fatto riparare la mia bicicletta.

Ik heb mijn fiets laten repareren.

Cos'avete fatto con la mia borsa?

Wat heb je met mijn handtas gedaan?

Questo fatto prova la sua innocenza.

Dit feit bewijst haar onschuld.

Mi dica cos'ha fatto a Shounan.

Zeg mij wat ge in Shounan gedaan hebt.

Nessuno sa davvero com'è fatto un UFO.

Niemand weet echt hoe een UFO eruitziet.


Gerelateerd aan fatto

commettere - fare