Vertaling van gli

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
i, il, gli, la, le, lo {lidw.}
de
het 
't


Voorbeelden in zinsverband

Italiaans
Nederlands

Gli sparo.

Ik ga hem neerschieten.

Gli affari sono gli affari!

Zaken zijn zaken.

Non gli piaccio.

Ze houden niet van mij.

Lui porta gli occhiali.

Hij draagt een bril.

Ha gli occhi verdi.

Ze heeft groene ogen.

Gli uccelli volano.

De vogels vliegen.

Gli piacciono le arance.

Hij houdt van appelsienen.

Ha chiuso gli occhi.

Hij sloot de ogen.

Gli studenti sono pigri.

De studenten zijn lui.

Gli piace pescare.

Hij houdt van vissen.

Aprite gli occhi.

Doe je ogen open.

Gli affari sono affari.

Zaken zijn zaken.

Gli piace nuotare.

Hij houdt van zwemmen.

Gli zucchini sono verdi.

Courgettes zijn groen.

Che gli successe?

Wat is er met hem gebeurd?


Gerelateerd aan gli

i - il - la - le - lo