Vertaling van porta

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
porta, uscio {zn.}
deur  [v]
portier [o]
La porta è chiusa.
De deur is gesloten.
Chiuse la porta.
Hij sloot de deur.
portare {ww.}
brengen 
aanbrengen 
bezorgen 
aandragen 

lui/lei/Lei porta

hij/zij/het brengt
» meer vervoegingen van brengen

Devo portare il gatto dal veterinario oggi.
Ik moet vandaag de kat naar de dierenarts brengen.
portare {ww.}
dragen 
voorhebben
ophebben
aanhebben

lui/lei/Lei porta

hij/zij/het draagt
» meer vervoegingen van dragen

Non riesco a portare questa valigia da sola.
Ik kan deze koffer niet zelf dragen.
portare {ww.}
dragen 
brengen 
voorhebben
voeren 

lui/lei/Lei porta

hij/zij/het draagt
» meer vervoegingen van dragen



Voorbeelden in zinsverband

Italiaans
Nederlands

Bussò alla porta.

Hij klopte op de deur.

Non aprire la porta.

Doe de deur niet open.

Lui porta gli occhiali.

Hij draagt een bril.

La verità porta odio.

Waarheid baart haat.

Sentimmo la porta chiudersi.

We hoorden de deur dichtgaan.

La porta è chiusa.

De deur is gesloten.

Feci riparare la porta.

Ik heb de deur laten repareren.

Chiuse la porta.

Hij sloot de deur.

Non lasci la porta aperta.

Laat de deur niet open.

Qualcuno sta bussando alla porta.

Iemand klopt op de deur.

La porta non era chiusa.

De deur was niet dicht.

Apra la porta per piacere.

Doe de deur open alstublieft.

Non lasci la porta aperta.

Laat de deur niet open.

Il ragazzo porta gli occhiali.

Het jongetje draagt een bril.

C'era una grande stella d'oro sulla porta.

Er stond een grote gouden ster op de deur.


Gerelateerd aan porta

uscio - portare