Vertaling van gaan door

Inhoud:

Nederlands
Deens
afleggen, aflopen, doorgaan, gaan door {ww.}
gennemse
doorgaan, verder gaan met, vervolgen, voortgaan, voortzetten {ww.}
fortsætte


Gerelateerd aan gaan door

afleggen - aflopen - doorgaan - verder gaan met - vervolgen - voortgaan - voortzetten