Vertaling van getrouwd
Inhoud:
Nederlands
Deens
gehuwd, getrouwd {bn.}
gift
gehuwd, getrouwd {bn.}
gift
in het huwelijk treden, trouwen {ww.}
gifte sig
in het huwelijk treden, trouwen {ww.}
gifte sig
in het huwelijk treden, trouwen {ww.}
gifte sig
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Deens
Bent u getrouwd?
Er du gift?
Ik ben getrouwd.
Jeg er gift.
Ik ben getrouwd en heb twee kinderen.
Jeg er gift og har to børn.
We zijn zeven jaar geleden getrouwd.
Vi blev gift for syv år siden.