Vertaling van groot

Inhoud:

Nederlands
Deens
groot {bn.}
stor
groot, volgroeid, volwassen {bn.}
voksen
breedvoerig, groot, royaal, ruim, uitgebreid, uitgestrekt, wijd {bn.}
rummelig
dresseren, grootbrengen, kweken, opleiden, opvoeden {ww.}
opdrage


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Deens

Deze honden zijn groot.

Disse hunde er store.

Hij is groot en slank.

Han er høj og tynd.

Ik ben een groot bewonderaar van de Amerikaanse cultuur.

Jeg er en stor beundrer af amerikansk kultur.

Het aantal Europeanen dat elk jaar Thailand bezoekt is erg groot.

Antallet af europæere, der besøger Thailand hvert år, er meget stort.