Vertaling van haar

Inhoud:

Nederlands
Deens
haar [o], haardos [m], beharing [v] {zn.}
hår [o]
haar, heur, 'r, d'r, hare {bez. vnw.}
hendes
haar [m] {zn.}
hår [o]
haar, hun, zijn, heur, z'n, 'r, d'r {bez. vnw.}
sin
sit
zijn, 'r, d'r, z'n, haar, zijne, hare {bez. vnw.}
dens
dets


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Deens

Ik kuste haar op haar voorhoofd.

Jeg kyssede hende på panden.

Hij is haar vriend.

Han er hendes ven.

Dit is haar huis.

Dette er hendes hus.

We kennen haar niet.

Vi kender hende ikke.

Hij is haar vriend.

Han er hendes ven.

Vind je haar aantrekkelijk?

Synes du at hun er tiltrækkende?

Haar wangen waren rood.

Hendes kinder var røde.

We kennen haar niet.

Vi kender hende ikke.

Ik wilde haar verrassen.

Jeg ville overraske hende.

Mayuko ontwierp haar eigen kleding.

Mayuko designede hendes eget tøj.

Deze schoenen zijn van haar.

Disse sko er hendes.

Ik heb geleerd te leven zonder haar.

Jeg lærte at leve uden hende.

Ze kuste haar vader op de wang.

Hun gav sin far et kys på kinden.

Ik kan me haar naam niet herinneren.

Jeg kan ikke huske hendes navn.

Haar zus ziet er jong uit.

Hendes søster ser ung ud.


Gerelateerd aan haar

haardos - beharing - heur - 'r - d'r - hare - hun - zijn - z'n - zijne