Vertaling van rijden

Inhoud:

Nederlands
Deens
rijden {ww.}
ride
gaan, karren, rijden, varen {ww.}
køre
fare
Laten we naar het meer rijden.
Lad os køre hen til søen!
chaufferen, rijden, vervoeren {ww.}
køre


Gerelateerd aan rijden

gaan - karren - varen - chaufferen - vervoeren