Vertaling van stoten

Inhoud:

Nederlands
Deens
hobbelen, horten, schudden, stoten {ww.}
ryste
douwen, dringen, duwen, stoten {ww.}
støde
douw [m], drang [m], duw [m], stoot (mv. stoten), por, zet {zn.}
stød [o]


Gerelateerd aan stoten

hobbelen - horten - schudden - douwen - dringen - duwen - douw - drang - duw - stoot - por - zet