Vertaling van vieren
Inhoud:
Nederlands
Deens
loslaten, lossen, tappen, uitlaten, vieren, weglaten {ww.}
udelade
celebreren, opdragen, vieren {ww.}
fejre
fuiven, vieren, feestvieren {ww.}
feste
fejre
fejre
celebreren, vieren {ww.}
fejre