Vertaling van wijken

Inhoud:

Nederlands
Deens
aflaten, ophouden, stoppen, uitscheiden, wijken {ww.}
ophøre
toegeven, afstaan, wijken {ww.}
give efter
'm smeren, verdwijnen, wijken, verzwinden, zwinden {ww.}
forsvinde
buurt [v], wijk (mv. wijken), stadswijk {zn.}
kvarter [o]
bydel
gracht, kanaal [o], vaart, wijk (mv. wijken) {zn.}
kanal
Wijk {eigenn.}
Vyk