Vertaling van aanmaken

Inhoud:

Nederlands
Duits
aanmaken, bereiden, toebereiden, voorbereiden {ww.}
vorbereiten
bereiten

ik zal aanmaken
jij zult aanmaken
hij/zij/het zal aanmaken

ich werde vorbereiten
du wirst vorbereiten
er/sie/es wird vorbereiten
» meer vervoegingen van vorbereiten

aanmaken, aansteken, doen ontbranden, ontsteken, stoken {ww.}
anzünden
anstecken
in Brand stecken

ik zal aanmaken
jij zult aanmaken
hij/zij/het zal aanmaken

ich werde anzünden
du wirst anzünden
er/sie/es wird anzünden
» meer vervoegingen van anzünden

maken, aanmaken, bedrijven, doen, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren {ww.}
tun
machen
erledigen
geben
ernennen
erregen
hervorrufen
bewirken
ordnen
brauen
abstatten
verrichten
ausführen
bereiten
stellen
halten
begehen
schneiden
schließen
zurechtmachen
anfertigen
zubereiten
herstellen
verursachen
erzeugen
veranlassen
hervorbringen
anrichten
erschaffen
abhalten
unterbreiten

ik zal aanmaken
jij zult aanmaken
hij/zij/het zal aanmaken

ich werde tun
du wirst tun
er/sie/es wird tun
» meer vervoegingen van tun

Wat moet ik doen?
Was muss ich tun?
Wat wil je doen?
Was willst du tun?
fabriceren, maken, aanmaken, vervaardigen {ww.}
herstellen
fertigen
fabrizieren

ik zal aanmaken
jij zult aanmaken
hij/zij/het zal aanmaken

ich werde herstellen
du wirst herstellen
er/sie/es wird herstellen
» meer vervoegingen van herstellen