Vertaling van ding

Inhoud:

Nederlands
Duits
ding [o], voorwerp {zn.}
Sache [v] (die ~)
Etwas [o] (das ~)
Ding [o] (das ~)
ding [o], mikpunt, object, onderwerp, voorwerp {zn.}
Gegenstand [m] (der ~)
Objekt [o] (das ~)
Ding [o] (das ~)
aangelegenheid [v], affaire [v], ding [o], zaak {zn.}
Angelegenheit [v] (die ~)
Fall [m] (der ~)
Sache [v] (die ~)
Geschichte [v] (die ~)
Affäre [v] (die ~)
Werk [o] (das ~)
Ding [o] (das ~)
Zaak opgelost!
Fall gelöst!
Zij gaan de zaak onderzoeken.
Sie werden die Angelegenheit untersuchen.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ieder zijn eigen ding.

Jedem das Seine.

Laat mij een ding zeggen.

Lass mich eines sagen.

Het eerste ding dat hij kocht was een wekker.

Das erste, was er kaufte, war ein Wecker.

Weten is één ding, het ook doen is heel wat anders.

Wissen und Tun sind zweierlei.


Gerelateerd aan ding

voorwerp - mikpunt - object - onderwerp - aangelegenheid - affaire - zaak