Vertaling van donker

Inhoud:

Nederlands
Duits
donker, duister {bn.}
dunkel
finster
donker, somber {bn.}
dunkel
düster
trübe
finster
donker [o], duister [o], duisternis [v], obscuriteit, donkerte, duisterheid {zn.}
Dunkel [o] (das ~)
Dunkelheit [v] (die ~)
Finsternis [v] (die ~)
Het wordt donker buiten.
Es wird draußen dunkel.
Het is heel donker.
Es ist sehr dunkel.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

De lucht wordt donker.

Der Himmel verdunkelt sich.

Het wordt donker buiten.

Es wird draußen dunkel.

Het is heel donker.

Es ist sehr dunkel.

Katten kunnen in het donker zien.

Katzen können im Dunkeln sehen.

In de winter wordt het vroeg donker.

Im Winter wird es früh dunkel.

Katten kunnen in het donker zien.

Katzen können im Dunkeln sehen.

Kinderen zijn soms bang van het donker.

Kinder haben manchmal Angst vor der Dunkelheit.

Katten kunnen in het donker zien.

Katzen können im Dunkeln sehen.

Ik ben bang voor het donker.

Ich habe Angst vor der Dunkelheit.

Uilen kunnen in het donker zien.

Eulen können im Dunkeln sehen.

Het was donker toen ik het hotel bereikte.

Es war schon dunkel, als ich das Hotel erreichte.

De bergbeklimmers bereikten de top voor het donker werd.

Die Bergsteiger erreichten den Gipfel vor Einbruch der Dunkelheit.

De helft van de aarde die niet naar de zon is gekeerd is altijd donker.

Die der Sonne abgewandte Erdhälfte ist immer dunkel.


Gerelateerd aan donker

duister - somber - duisternis - obscuriteit - donkerte - duisterheid