Vertaling van knok

Inhoud:

Nederlands
Duits
been [o], bot [o], knok [m], schonk [v], graat [v] {zn.}
Knochen [o] (das ~)
Gebein [o] (das ~)
De hond was bezig met het begraven van zijn bot in de tuin.
Der Hund hatte eilig seinen Knochen im Garten vergraben.
knokken, vechten {ww.}
sich miteinander herumschlagen
sich raufen


Gerelateerd aan knok

been - bot - schonk - graat - knokken - vechten