Vertaling van plaats

Inhoud:

Nederlands
Duits
erf [o], binnenplaats [v], hof [o], plaats [v] {zn.}
Hofraum [m] (der ~)
Hof [m] (der ~)
ambt [o], baan [v], betrekking [v], werkkring [m], plaats [v], post, wachtpost {zn.}
Posten [m] (der ~)
dorp [o], plaats [v] {zn.}
Dorf [o] (das ~)
Ort [m] (der ~)
Iedereen in het dorp kende hem.
Im Dorf kannte ihn jeder.
Er is geen busdienst naar het dorp.
In das Dorf fährt kein Bus.
stad [v], plaats [v] {zn.}
Stadt [v] (die ~)
Ort [m] (der ~)
Bevalt de stad je?
Gefällt dir die Stadt?
Hoe kom ik (daar, in die stad)?
Wie komme ich nach (zu diesem Ort, zu dieser Stadt)
lokaal, plaats [v], plek, oord {zn.}
Stelle [v] (die ~)
Platz [m] (der ~)
Ort [m] (der ~)
Stätte [v] (die ~)
Tom heeft een kale plek.
Tom hat eine kahle Stelle am Kopf.
Er bestaat niet één veilige plek meer in Japan.
Es gibt keinen einzigen sicheren Ort mehr in Japan.
lokaliteit [v], oord, plaats [v], ruimte, zetel [m] {zn.}
Stelle [v] (die ~)
Platz [m] (der ~)
Terrain [o] (das ~)
Stätte [v] (die ~)
Ort [m] (der ~)
Fleck [m] (der ~)
Is er ruimte voor nog iemand?
Ist da noch Platz für eine weitere Person?
Er is hier niet genoeg ruimte voor veertig mensen.
Es ist hier nicht genug Platz für vierzig Leute.
ambt [o], baan [v], betrekking [v], werkkring [m], plaats [v], functie {zn.}
Anstellung [v] (die ~)
Dienst [m] (der ~)
Amt [o] (das ~)
leggen, steken, plaatsen, stellen, stoppen, zetten, doen {ww.}
stellen
setzen
stecken
legen

ik plaats

ich stelle
» meer vervoegingen van stellen

Mag ik de tv zachter zetten?
Darf ich den Fernseher leiser stellen?
Mag ik een vraag stellen?
Könnte ich eine Frage stellen?
leggen, plaatsen, situeren, stationeren {ww.}
legen
stellen

ik plaats

ich lege
» meer vervoegingen van legen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

De ontmoeting had gisteren plaats.

Das Meeting fand gestern statt.

Op je plaats, klaar, af!

Auf die Plätze, fertig, los!

Laten we van plaats wisselen.

Lass uns die Plätze tauschen.

Waarom ga je niet in mijn plaats?

Warum gehst du nicht an meiner Stelle?

De middeleeuwen maakten plaats voor de renaissance.

Das Mittelalter gab die Bühne frei für die Renaissance.

Wat zoudt ge doen in mijn plaats?

Was würden Sie an meiner Stelle machen?

Wat zou je in mijn plaats doen?

Was würden Sie an meiner Stelle machen?

Wat zoudt ge doen in mijn plaats?

Was würdest du an meiner Stelle tun?

Zeg dat ze plaats voor de helikopter moeten maken.

Sagen Sie diesen Leuten, sie sollen zurückgehen, damit der Hubschrauber landen kann.

Hij ging naar daar in plaats van zijn vader.

Er ging an Stelle seines Vaters dorthin.

Kan jij dit doen in plaats van mij?

Könntest du das an meiner statt tun?

Ik heb Frans geleerd in plaats van Duits.

Ich habe Französisch statt Deutsch gelernt.

We hebben Russisch geleerd in plaats van Frans.

Wir haben Russisch anstatt von Französisch gelernt.

"Dit gesprek heeft nooit plaats gevonden." - "Welk gesprek?"

„Diese Unterhaltung hat nie stattgefunden.“ — „Was für eine Unterhaltung?“

Ik verkoos te vertrekken in plaats van achter te blijven.

Ich entschied mich, zu gehen, statt zu bleiben.


Gerelateerd aan plaats

erf - binnenplaats - hof - ambt - baan - betrekking - werkkring - post - wachtpost - dorp - stad - lokaal - plek - oord - lokaliteit