Vertaling van stoffen

Inhoud:

Nederlands
Duits
stoffen, afstoffen, stof afnemen {ww.}
abstauben

wij stoffen
jullie stoffen
zij stoffen

wir stauben ab
ihr staubt ab
sie stauben ab
» meer vervoegingen van abstauben

bluffen, opscheppen, pochen, snoeven, snorken, stoffen, zwetsen {ww.}
sich brüsten
angeben
prahlen
aufschneiden
ausposaunen

wij stoffen
jullie stoffen
zij stoffen

wir geben an
ihr gebt an
sie geben an
» meer vervoegingen van angeben

materie [v], zelfstandigheid [v], stof (mv. stoffen) {zn.}
Materie [v] (die ~)
goedje [o], substantie [v], zelfstandigheid [v], spul, stof (mv. stoffen) {zn.}
Substanz [v] (die ~)
apropos [o], onderwerp, stof (mv. stoffen), thema {zn.}
Thema [o] (das ~)
Ons thema van de week is: _____.
Unser Thema der Woche ist: _____.
Er zijn heel wat boeken over het onderwerp.
Es gibt eine ganze Reihe von Büchern zu dem Thema.
stof (mv. stoffen), weefsel {zn.}
Zeug [o] (das ~)
Stoff [m] (der ~)
stof (mv. stoffen) [o] {zn.}
Staub [m] (der ~)
Hij is allergisch voor stof.
Er ist auf Staub allergisch.
onderwerp, stof (mv. stoffen), subject {zn.}
Subjekt [o] (das ~)