Vertaling van vaak

Inhoud:

Nederlands
Duits
dikwijls, gedurig, menigmaal, vaak, veel, veelal, veeltijds {bw.}
häufig
oft


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Hij wordt vaak verliefd.

Er verliebt sich oft.

Kom je hier vaak?

Kommst du oft hierhin?

Ik reis vaak.

Ich reise oft.

Ik heb vaak nachtmerries.

Ich habe oft Alpträume.

Ik heb vaak nare dromen.

Ich habe oft Alpträume.

We horen je vaak zingen.

Wir hören dich oft singen.

Klaagt Tom vaak over rugpijn?

Klagt Tom oft über Rückenschmerzen?

Kinderen hebben vaak een hekel aan spinazie.

Kinder hassen oft Spinat.

Mijn moeder bakt ons vaak appeltaarten.

Meine Mutter backt uns oft Apfelkuchen.

We associëren zwart vaak met de dood.

Wir assoziieren Schwarz oft mit dem Tod.

Hij komt vaak laat op school.

Er kommt oft zu spät zur Schule.

Hij rijdt vaak met zijn vader's auto.

Er fährt oft das Auto seines Vaters.

Ik ontvang vaak brieven van hem.

Ich bekomme oft Briefe von ihm.

Bill houdt zijn woord vaak niet.

Bill hält oft nicht sein Wort.

Ze spreekt vaak met haar verloofde.

Sie spricht oft mit ihrem Verlobten.


Gerelateerd aan vaak

dikwijls - gedurig - menigmaal - veel - veelal - veeltijds