Vertaling van otter

Inhoud:

Nederlands
Engels
otter, visotter {zn.}
otter
otter [m] (de ~) {zn.}
otter
prutsen, aankloten, aanmodderen, aanrommelen, broddelen, flodderen, klungelen, knoeien, mieren, modderen, otteren, pielen, rommelen, wurmen, klooien, kloten, rotzooien {ww.}
to skimp
to scant