Vertaling van ploegen

Inhoud:

Nederlands
Engels
ploegen, beploegen, omploegen {ww.}
to plough 
ploeg (mv. ploegen) [m] {zn.}
plough 
compagnie [v], ploeg (mv. ploegen), rot, vendel {zn.}
squad
company 
gang
equipe [v], ploeg (mv. ploegen), team {zn.}
team 
Welk team zal winnen?
Which team will win?
Ons team heeft de wedstrijd gewonnen.
Our team won the game.
beploegen, doorploegen, omploegen, ploegen, omleggen {ww.}
to plow
to turn
to plough

wij ploegen
jullie ploegen
zij ploegen

we turn
you turn
they turn
» meer vervoegingen van to turn

beulen, ploeteren, sappelen, sloven, ploegen, inspannen {ww.}
to toil
to travail
to labour
to moil
to labor
to grind
to fag
to drudge
to dig

wij ploegen
jullie ploegen
zij ploegen

we toil
you toil
they toil
» meer vervoegingen van to toil

ploeg [m] (de ~), sportploeg, team [o] (het ~) {zn.}
team
squad
Onze ploeg heeft onze tegenstander met 5-4 verslagen.
Our team defeated our opponent 5-4.
Welk team heeft de wedstrijd gewonnen?
Which team won the game?
ploeg [m] (de ~), kouter {zn.}
plowshare
share
ploughshare
ploeg (mv. ploegen) {zn.}
crew
gang
work party
ploeg (mv. ploegen) {zn.}
clapper
tongue
ploeg (mv. ploegen) {zn.}
jointer
jointer plane
jointing plane
long plane


Gerelateerd aan ploegen

beploegen - omploegen - ploeg - compagnie - rot - vendel - equipe - team - doorploegen - omleggen - beulen - ploeteren - sappelen - sloven - inspannenbewerken - verrichten - personeel - schaaf