Vertaling van poepen

Inhoud:

Nederlands
Engels
poepen, beren, bouten, kakken, keutelen, ontlasten, schijten, uitpoepen, uitschijten, drukken, uitkakken, afgaan {ww.}
to take a shit
to stool
to take a crap
to shit
to make
to defecate
to crap
to ca-ca

wij poepen
jullie poepen
zij poepen

we shit
you shit
they shit
» meer vervoegingen van to shit

kakken, ontlasting hebben, poepen, schijten {ww.}
to defecate

wij poepen
jullie poepen
zij poepen

we defecate
you defecate
they defecate
» meer vervoegingen van to defecate

drek [m], ontlasting [v], drol, keutel, stront, uitwerpselen, vijg, excrementen, faecaliën, faeces, poep (mv. poepen) {zn.}
poop
stools
muck
droppings
turd
faeces
excrements
shit 
excrement
dung 
vrijen, bedvogelen, bibberen, bonken, bonzen, coïteren, cohabiteren, emmeren, flensen, fleppen, fokken, ketsen, kezen, kieren, knarren, neuken, pompen, rampetampen, soppen, vogelen, vozen, slapen, poepen, rollebollen, seksen, figuurzagen, wippen, palen, rammen, naaien {ww.}
to bed
to sleep with
to hump
to have sex
to be intimate
to sleep together
to roll in the hay
to make love
to lie with
to get it on
to fuck
to eff
to do it
to bonk
to jazz
to know
to get laid
to love
to have a go at it
to make out
to have intercourse
to screw
to have it away
to have it off
to bang

wij poepen
jullie poepen
zij poepen

we bed
you bed
they bed
» meer vervoegingen van to bed

Ge zoudt beter slapen.
You should go to bed.
Hij gaat slapen met het licht aan.
He goes to sleep with the lights left on.
buikwind, flatus, poep (mv. poepen) [m] (de ~), poepje [o] (het ~), veest [m] (de ~), windje, scheet [m] (de ~), wind [m] (de ~) {zn.}
wind
flatus
fart
farting
breaking wind
Er staat geen wind vandaag.
There is no wind today.
Er stond een straffe wind.
A strong wind was blowing.
uitwerpselen [o] (de ~), afgang, ba, derrie, drek [m] (de ~), excrement, excrementen, fecaliën (de ~), feces (de ~), kak [m] (de ~), poep (mv. poepen), schijt [m] (de/het ~), stront [m] (de ~), uitwerpsel, beer [m] (de ~), vuiligheid [v] (de ~), ontlasting [v] (de ~), faecaliën, faeces {zn.}
stool
feces
ordure
fecal matter
faeces
faecal matter
dejection
bm